In de late zeventiende eeuw stelde het Alkmaarse stadsbestuur twee Franse schoolmeesters aan. De twee waren hugenoten oftewel Franse protestanten, op de vlucht omdat ze in Frankrijk onder druk werden gezet om zich te bekeren tot het katholieke geloof. Het stadsbestuur van Alkmaar bood hun financiële steun.
Franse taalles
De Fransman Joseph Gailly kwam in de zomer van 1684 naar Alkmaar. Eind juni diende hij een verzoek in bij de Alkmaarse bestuurders om tegen een kleine vergoeding Franse taalles te mogen geven aan de Alkmaarse jeugd. Op 31 juli kende het stadsbestuur hem een toelage van tien gulden per maand toe, voor een periode van vijf maanden.
Gevlucht
In oktober van 1685 vestigde ook de Parijzenaar Henri de Chanoy zich als schoolmeester in de stad. Die maand had de Franse koning Lodewijk XIV het Edict van Nantes herroepen, dat de hugenoten bijna een eeuw lang nog een zekere mate van godsdienstvrijheid had gegeven. Voortaan was het in het openbaar belijden van de protestantse godsdienst in Frankrijk verboden. Henri de Chanoy was een van de honderdduizenden hugenoten die het land daarop ontvluchtten. Op 22 november 1685 besloot het stadsbestuur hem hetzelfde bedrag te geven dat ze eerder aan Joseph Gailly hadden toegekend. In juli 1686 werd de toelage met een jaar verlengd.
Frans onderwijs
Frans onderwijs was een soort voortgezet onderwijs dat in die tijd erg populair was bij welgestelde families in de stad. Kinderen leerden op een Franse school behalve Nederlands en Frans over het algemeen ook rekenen en boekhouden. De schoolmeesters werden benoemd door het stadsbestuur.
Zie:
C.W. Bruinvis, ‘Les ouvriers réfugíes français repoussés d’Alcmaar’, Bulletin de la Commission de l’histoire des églises wallonnes, 4 (1890), pp. 297-298; J.J. de Gelder, De oude scholen. Geschiedkundige feiten van 1560 tot 1806, verzameld uit het archief der gemeente Alkmaar, Alkmaar 1886, pp. 46-49.
Afbeelding: Een schoolmeester aan het werk op een prent door Jan Luyken, 1694 (Rijksmuseum Amsterdam).