‘Poepen’ bij Huisduinen

Detail uit de akte van notaris Adriaan Wentel, 1 februari 1748, met de beschrijving van de confrontatie met de 'vreemdelingen of poepen'.

Op een zomermiddag in 1747 raakten gezagsdragers van Huisduinen in een weiland slaags met een groepje arbeiders, ‘meest vreemdelingen of poepen’. ‘Poepen’ was een scheldwoord voor Duitsers. Twee getuigen beschreven de confrontatie op 1 februari van het jaar daarop voor de Helderse notaris Adriaan Wentel.

Allemaal baas

De Duitsers waren volgens de notarisakte bij Huisduinen, in de buurt van Den Helder, een sloot aan het graven in een weiland – terwijl dat blijkbaar niet mocht. Vier mannen van het gerecht kwamen er daarom op af om het spitten een halt toe te roepen. Onder hen de substituut-schout en een schepen. Ze vroegen wie van de arbeiders daar de baas was. ‘Daar is geen baas,’ antwoordden die: ‘wij sijn altemael evenveel baas’. Vervolgens liep het uit de hand.

Detail uit de akte van notaris Adriaan Wentel, 1 februari 1748: 'daar is geen baas, wij sijn altemael evenveel baas'.
Uit de getuigenverklaring voor notaris Adriaan Wentel, 1 februari 1748: ‘daar is geen baas, wij sijn altemael evenveel baas’.

Hevige woorden

De Duitse arbeiders kwamen op de gezagsdragers af lopen, ‘gebruijkende hevige woorden’. Als ze zouden stoppen met graven, wie zou ze dan betalen? vroeg een van hen: ‘Wilt gij lieden dat doen’? Zo ging het volgens de getuigenverklaring ‘in hevigheijt voort’. De mannen van het gerecht voelden zich blijkbaar erg bedreigd. De schepen verkocht de Duitser die zo fel het woord had genomen een klap met ‘een kleijn houwertje’, waarschijnlijk een sabeltje. Daarna liet hij hem oppakken en meenemen naar Huisduinen.

Knoeten, mieren, moffen

Duitsers zoals die uit deze getuigenverklaring kwamen in die tijd ieder jaar in groten getale naar de regio om er als seizoenarbeider te werken op het land. Ze hielpen met de oogst, met grasmaaien of turfsteken, en met andere tijdelijke werkzaamheden – zoals het graven van een sloot. De Duitse arbeiders werden hier behoorlijk gediscrimineerd en er bestonden veel scheldwoorden voor hen; behalve ‘poepen’ werden ze bijvoorbeeld ‘knoeten’ of ‘mieren’ genoemd, en natuurlijk ‘moffen’.

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp
Detail uit de akte van notaris Adriaan Wentel, 1 februari 1748, met de beschrijving van de confrontatie met de 'vreemdelingen of poepen'.

‘Poepen’ bij Huisduinen

Op een zomermiddag in 1747 raakten gezagsdragers van Huisduinen in een weiland slaags met een groepje arbeiders, ‘meest vreemdelingen of poepen’. ‘Poepen’ was een scheldwoord voor Duitsers. Twee getuigen beschreven de confrontatie op 1 februari van het jaar daarop voor de Helderse notaris Adriaan Wentel. Allemaal baas De Duitsers waren

Illustratie: Afbeelding: Een schoolmeester aan het werk op een prent door Jan Luyken, 1694 (Rijksmuseum Amsterdam).

Twee Franse schoolmeesters

In de late zeventiende eeuw stelde het Alkmaarse stadsbestuur twee Franse schoolmeesters aan. De twee waren hugenoten oftewel Franse protestanten, op de vlucht omdat ze in Frankrijk onder druk werden gezet om zich te bekeren tot het katholieke geloof. Het stadsbestuur van Alkmaar bood hun financiële steun. Franse taalles De

Inschrijving van de doop van Jan Jacob Primo op 27 februari 1770 in het doopboek van de Grote Kerk van Alkmaar.

Een Surinamer gedoopt

Op 27 februari 1770 werd in de Grote Kerk van Alkmaar de Surinamer Jan Jacob Primo gedoopt. Deze Primo was een tot slaaf gemaakte jongen die door een Alkmaarder vanuit Suriname was meegenomen naar de stad. Zwarte jongen ‘Zijnde een Surinaamse Moor’ staat er vermeld bij de inschrijving van Jan