Baron de Bengala: ‘indiaan’

Illustratie: doopinschrijving van de dochter van Baron de Bengala, 3 januari 1690.

Op 3 januari 1690 liet Baron de Bengala zijn dochtertje Maghdalena dopen in de Grote Kerk in Alkmaar. Baron en de moeder van zijn kindje, Rosette van Sambauwa, waren volgens het doopregister ‘beijde indianen’.

In slavernij

De naam ‘de Bengala’ oftewel ‘van Bengalen’ betekent dat Baron afkomstig was uit het gebied rond de Golf van Bengalen. Waarschijnlijk is hij daar ontvoerd en aan Nederlanders van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) verkocht om in slavernij te werken. Toen moet hij de Europese naam ‘Baron’ hebben gekregen. Baron was volgens dit doopboek tot christen gedoopt.

Van Batavia

Baron de Bengala reisde in 1689 samen met Rosette en hun zoontje Filander van Batavia via de Kaap de Goede Hoop naar Alkmaar. Ze werden meegenomen door Gualterus Zeeman, een uit Alkmaar afkomstige hoge functionaris bij de VOC, en zijn vrouw Sara van den Broecke. Het was officieel verboden om mensen in slavernij naar Nederland te brengen. Maar Gualterus Zeeman had op de Kaap de Goede Hoop toestemming gekregen van de VOC om Baron en Rosette – tegen betaling van 68 rijksdaalders per persoon – mee te nemen. Rosette moet tijdens de reis zwanger zijn geraakt. Bij de doop van dochtertje Maghdalena in Alkmaar was Gillis van den Broecke, de broer van Sara, getuige.

Dokkum

Van Baron van Bengala ontbreekt verder tot nu toe ieder spoor. Is hij in Alkmaar overleden, of misschien zelfs teruggegaan naar Azië? Dochtertje Maghdalena komt nog eenmaal in de archieven voor, bij een volkstelling in 1744. Zij woonde toen in Dokkum, net als haar oudere broer, en zat daar bij de bedeling.

 

Zie:

Maria Holtrop, ‘Van Bengalen’, in: Eveline Sint Nicolaas, Valika Smeulders e.a., Slavernij, verschenen bij de tentoonstelling in het Rijksmuseum, Amsterdam 2021, pp. 146-175.

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp
Detail uit de akte van notaris Adriaan Wentel, 1 februari 1748, met de beschrijving van de confrontatie met de 'vreemdelingen of poepen'.

‘Poepen’ bij Huisduinen

Op een zomermiddag in 1747 raakten gezagsdragers van Huisduinen in een weiland slaags met een groepje arbeiders, ‘meest vreemdelingen of poepen’. ‘Poepen’ was een scheldwoord voor Duitsers. Twee getuigen beschreven de confrontatie op 1 februari van het jaar daarop voor de Helderse notaris Adriaan Wentel. Allemaal baas De Duitsers waren

Illustratie: Afbeelding: Een schoolmeester aan het werk op een prent door Jan Luyken, 1694 (Rijksmuseum Amsterdam).

Twee Franse schoolmeesters

In de late zeventiende eeuw stelde het Alkmaarse stadsbestuur twee Franse schoolmeesters aan. De twee waren hugenoten oftewel Franse protestanten, op de vlucht omdat ze in Frankrijk onder druk werden gezet om zich te bekeren tot het katholieke geloof. Het stadsbestuur van Alkmaar bood hun financiële steun. Franse taalles De

Inschrijving van de doop van Jan Jacob Primo op 27 februari 1770 in het doopboek van de Grote Kerk van Alkmaar.

Een Surinamer gedoopt

Op 27 februari 1770 werd in de Grote Kerk van Alkmaar de Surinamer Jan Jacob Primo gedoopt. Deze Primo was een tot slaaf gemaakte jongen die door een Alkmaarder vanuit Suriname was meegenomen naar de stad. Zwarte jongen ‘Zijnde een Surinaamse Moor’ staat er vermeld bij de inschrijving van Jan